ECLI:NL:CRVB:2018:3865
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van individuele inkomenstoeslag naar norm voor alleenstaande in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had aanvragen ingediend voor een individuele inkomenstoeslag op 31 juli 2016 en 3 augustus 2017. Het college van burgemeester en wethouders van Medemblik had deze aanvragen beoordeeld en een individuele inkomenstoeslag naar de norm voor een alleenstaande toegekend. De appellant was het hier niet mee eens en stelde dat hij recht had op een hogere individuele inkomenstoeslag naar de norm voor gehuwden, omdat hij volgens hem algemene bijstand ontving naar de gehuwdennorm.
De rechtbank had de beroepen van de appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraken en oordeelde dat de individuele inkomenstoeslag terecht was toegekend naar de norm voor een alleenstaande. De Raad stelde vast dat de appellant inderdaad als alleenstaande werd aangemerkt volgens de Participatiewet, en dat de argumenten van de appellant niet opgingen. De Raad benadrukte dat de omschrijving van de begrippen alleenstaande en gehuwde in de Participatiewet ook van toepassing is op de verordening van de gemeente Medemblik.
De Raad concludeerde dat de appellant geen recht had op een hogere toeslag, omdat hij zelfstandig recht heeft op de individuele inkomenstoeslag en niet samen met zijn moeder, met wie hij de woning deelt, recht heeft op een toeslag voor gehuwden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.