ECLI:NL:CRVB:2018:3865

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
5 december 2018
Zaaknummer
17/6559 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van individuele inkomenstoeslag naar norm voor alleenstaande in het kader van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had aanvragen ingediend voor een individuele inkomenstoeslag op 31 juli 2016 en 3 augustus 2017. Het college van burgemeester en wethouders van Medemblik had deze aanvragen beoordeeld en een individuele inkomenstoeslag naar de norm voor een alleenstaande toegekend. De appellant was het hier niet mee eens en stelde dat hij recht had op een hogere individuele inkomenstoeslag naar de norm voor gehuwden, omdat hij volgens hem algemene bijstand ontving naar de gehuwdennorm.

De rechtbank had de beroepen van de appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraken en oordeelde dat de individuele inkomenstoeslag terecht was toegekend naar de norm voor een alleenstaande. De Raad stelde vast dat de appellant inderdaad als alleenstaande werd aangemerkt volgens de Participatiewet, en dat de argumenten van de appellant niet opgingen. De Raad benadrukte dat de omschrijving van de begrippen alleenstaande en gehuwde in de Participatiewet ook van toepassing is op de verordening van de gemeente Medemblik.

De Raad concludeerde dat de appellant geen recht had op een hogere toeslag, omdat hij zelfstandig recht heeft op de individuele inkomenstoeslag en niet samen met zijn moeder, met wie hij de woning deelt, recht heeft op een toeslag voor gehuwden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.6559 PW-PV, 18/3628 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 17 augustus 2017, 17/1088 (aangevallen uitspraak 1) en
17 mei 2018, 18/14 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Medemblik (college)
Datum uitspraak: 20 november 2018
Zitting heeft: J.L. Boxum als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: J. Smolders
Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.D. Peters en mr. K. van Waarden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Appellant heeft op 31 juli 2016 en 3 augustus 2017 aanvragen om een individuele inkomenstoeslag ingediend.
Het college heeft naar aanleiding van beide aanvragen een individuele inkomenstoeslag naar de norm voor een alleenstaande toegekend en heeft de bezwaren tegen die besluiten bij besluiten van 12 januari 2017 en 22 november 2017 (bestreden besluiten) ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraken van 17 augustus 2017 en 17 mei 2018 heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
Appellant heeft aangevoerd dat hij recht heeft op de hogere individuele inkomenstoeslag naar de norm voor gehuwden, omdat de algemene bijstand die hij ontvangt naar de gehuwdennorm is toegekend. Hij ontvangt immers door toepassing van de kostendelersnorm de helft van de gehuwdennorm.
Wat appellant heeft aangevoerd slaagt niet. De individuele inkomenstoeslag berust op
artikel 36 van de Participatiewet en de Verordening individuele inkomenstoeslag van de gemeente Medemblik. De omschrijving van de begrippen alleenstaande en gehuwde uit de Participatiewet zijn ook van toepassing op deze begrippen in de Verordening. In de verordening is bepaald dat de individuele inkomenstoeslag voor gehuwden een hoger bedrag is dan de individuele inkomenstoeslag voor een alleenstaande.
Niet in geschil is dat appellant alleenstaande is als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a van de Participatiewet. Anders dan appellant betoogt ontvangt hij ook geen algemene bijstand naar de norm voor gehuwden, maar naar de norm voor een alleenstaande. Dat dit via toepassing van de kostendelersnorm hetzelfde bedrag is als de helft van de gehuwdennorm, doet hier niet aan af.
Nu appellant alleenstaande is, heeft het college terecht een individuele inkomenstoeslag toegekend naar de norm voor een alleenstaande. Hierbij wordt nog opgemerkt dat appellant een zelfstandig recht heeft op een individuele inkomenstoeslag, en niet samen met zijn moeder, met wie hij de woning deelt, recht heeft op een individuele inkomenstoeslag voor gehuwden.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
getekend) J. Smolders (getekend) J.L. Boxum

LO