ECLI:NL:CRVB:2018:3852

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 november 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
17-5162 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J. Kraan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om bevordering binnen de politieorganisatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, werkzaam bij de voormalige politieregio, had een verzoek ingediend om bevordering op basis van het loopbaanbeleid voor de politie. Dit verzoek was eerder afgewezen door de korpschef, die stelde dat de functie van appellant niet tot de GGP-reeks behoorde. De appellant heeft in hoger beroep betoogd dat hij ten tijde van zijn verzoek wel tot de GGP-reeks behoorde, omdat hij specifieke taken verrichtte die alleen door executieven konden worden uitgevoerd. De Raad heeft echter geoordeeld dat de functie van appellant niet onder de GGP-reeks viel, en dat het loopbaanbeleid niet op hem van toepassing was. De Raad heeft de eerdere afwijzing van het verzoek om bevordering door de korpschef bevestigd, en het hoger beroep van de appellant verworpen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een duidelijke match tussen functies en de bijbehorende loopbaanbeleid, en bevestigt dat de korpschef terecht heeft gehandeld door het verzoek af te wijzen.

Uitspraak

17.5162 AW

Datum uitspraak: 29 november 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
9 juni 2017, 16/3418 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft G.H. Kox hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door Kox. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.M.A.C. Theunissen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was werkzaam als [functie] ([functie]) bij de voormalige politieregio [regio] .
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op
1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (circulaire) in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782). Eén van de onderwerpen is het “(deels) nieuw landelijk loopbaanbeleid waarbij de doorstroming van de executieven in de basispolitiezorg (thans: Assistent A tot en met senior GGP) is geregeld”. Dit loopbaanbeleid is in bijlage 6 van de circulaire uitgewerkt.
1.3.
Bij brief van 26 oktober 2012 heeft de Directeur Bedrijfsvoering Politie namens (destijds) de Minister van Veiligheid en Justitie aan de korpschefs bericht dat, naar aanleiding van bij sommige korpsen gerezen problemen met de toepassing van het loopbaanbeleid voor bevordering van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8), het Centraal Georganiseerd Overleg Politie, voor zover van belang, tot de volgende conclusie is gekomen: “De GGP reeks is óók van toepassing op de functies bereden politie, VHT, motorbrigade en hondenbrigade. Het zijn immers werkterreinen die worden onderscheiden in de GGP reeks. Dit impliceert dat korpsen die deze functies uitsluiten van de stap GGP 78 dit zullen moeten herzien en de betreffende medewerkers in de gelegenheid dienen te stellen te opteren voor deze stap.”
1.4.
Overeenkomstig de in het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2012-2014 gemaakte afspraak van 21 juni 2012 is het loopbaanbeleid voor bevordering van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) met ingang van 1 januari 2013 beëindigd (circulaire van 18 december 2012).
1.5.
In 2013 is het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) vastgesteld. In het kader van het LFNP is de onder 1.1 vermelde korpsfunctie van appellant als gevolg van het ‘matchingsbesluit’, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012, overgegaan naar de
LFNP-functie van Generalist Intake & Service, vakgebied Intake & Service, gewaardeerd in schaal 7.
1.6.
Bij brief van 18 maart 2014 heeft de directeur HRM de politiechefs het volgende bericht: “In het GOP van 19 december 2013 is met de politievakbonden overeengekomen, dat medewerkers die in hun LFNP-besluit per 01-01-2012 zijn overgegaan naar een LFNP-functie in de reeks GGP, voor zover dat voor hen nog niet het geval was, in aanmerking komen voor het loopbaanbeleid gebiedsgebonden politie (het doorstroombeleid HAPII). De doorstroom naar de functie senior GGP, van schaal 7 naar schaal 8, valt hier niet onder, omdat dit beleid begin 2013 al is vervallen.”
1.7.
Appellant heeft op 24 december 2012 verzocht om bevordering op grond van het loopbaanbeleid. Dit verzoek is bij besluit van 28 december 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 30 april 2014, afgewezen op de grond dat appellants functie niet behoort tot de GGP-reeks. Hiertegen heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend.
1.8.
Bij brief van 15 december 2015 heeft appellant verzocht om herziening van het besluit van 28 december 2012 nu sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Uit recente publicaties van de politieorganisatie blijkt dat de functie van [functie] inmiddels valt onder de GGP-reeks. Nu zijn werkzaamheden sinds 2006 niet zijn gewijzigd, meent appellant dat hij sinds die tijd onder de GGP valt en zijn verzoek om bevordering alsnog dient te worden toegewezen.
1.9.
Bij besluit van 19 januari 2016 heeft de korpschef het verzoek om herziening met verwijzing naar het besluit van 30 april 2014 afgewezen op de grond dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden.
1.10.
Bij besluit van 26 april 2016 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar tegen het besluit van 19 januari 2016 ongegrond verklaard. Hieraan is ten grondslag gelegd dat appellants korpsfunctie [functie] - die is gematcht met de LFNP-functie generalist Intake & Service - niet behoorde tot de GGP-reeks, zoals reeds is overwogen in het besluit van 30 april 2014. Dat appellant de executieve status heeft, maakt dit niet anders. Bovendien betreft dit geen nieuw feit of veranderde omstandigheid ten opzichte van het eerdere verzoek van 24 december 2012.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij ten tijde van het verzoek om bevordering tot de GGP-reeks behoorde, omdat hij destijds [taken] verrichtte en nog steeds verricht en deze [taken] alleen door executieven kunnen worden verricht. Appellant vindt het opmerkelijk dat [functie], die deze [taken] uitvoert, niet zijn genoemd in de brief van de minister van 26 oktober 2012. Daarnaast is de groep [functie]-functionarissen niet correct gematcht en dit heeft ertoe geleid dat de functie generalist Intake & Service is gewijzigd naar generalist GGP.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het verzoek van appellant van 15 december 2015 is een verzoek om terug te komen van een in rechte vaststaand besluit. Bij uitspraak van 20 december 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:4872) heeft - ook - de Raad zijn rechtspraak voor de toetsing door de bestuursrechter van besluiten op een herhaalde aanvraag of een verzoek om terug te komen van een besluit gewijzigd. In een geval als het voorliggende, waarin het bestuursorgaan het verzoek in bezwaar alsnog inhoudelijk heeft beoordeeld en de afwijzing van het verzoek heeft gehandhaafd, betekent dit dat de bestuursrechter het besluit aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst als ware dit het eerste besluit op de aanvraag of het verzoek.
4.2.
Zoals reeds in de uitspraak van 12 januari 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:82) is overwogen, volgt uit de circulaire dat het loopbaanbeleid betrekking heeft op bevordering van de “executieven in de basispolitiezorg (thans: Assistent A tot en met senior GGP)”. In zijn uitspraak van 26 november 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:5000) heeft de Raad de korpschef gevolgd in zijn toelichting dat het bij de executieven in de basispolitiezorg gaat om de zogeheten blauwe diensten. Niet in geschil is dat de functie van [functie] niet tot de blauwe diensten behoorde en de [functie] geen noodhulp verrichtte.
4.3.
Uit de circulaire, de brief van 26 oktober 2012 en de nadere uitvoeringsafspraken volgt dat de korpsfunctie van appellant niet tot de GGP-reeks behoorde gedurende de periode waarin het loopbaanbeleid gold, zodat het loopbaanbeleid niet op appellant van toepassing was. Daarbij komt dat zijn korpsfunctie - na beëindiging van het loopbaanbeleid voor bevordering van schaal 7 naar schaal 8 - is gematcht met de LFNP-functie van generalist Intake & Service. Appellant behoort dus niet tot de uitzondering die in de brief van 18 maart 2014 is genoemd. Dat appellant per 1 juli 2016 is geplaatst in de functie van generalist GGP maakt niet dat hij alsnog onder het inmiddels afgeschafte loopbaanbeleid valt. Dat appellant ten tijde van belang executieve taken verrichtte en dat nog steeds doet, betekent nog niet dat zijn functie tot de GGP-reeks behoorde. De korpschef heeft het verzoek om bevordering terecht afgewezen.
4.4.
Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van F. Demiroğlu als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2018.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) F. Demiroğlu
md