ECLI:NL:CRVB:2018:3834
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de herziening van WAO-uitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante, die sinds 2001 arbeidsongeschikt is, had bezwaar gemaakt tegen de herziening van haar WAO-uitkering door het Uwv, die haar arbeidsongeschiktheid had vastgesteld op 25 tot 35%. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging. De Raad oordeelde dat de gronden van het hoger beroep in wezen een herhaling waren van de eerder aangevoerde argumenten. Appellante had aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen niet adequaat waren ingeschat, met name in verband met haar fibromyalgie. De Raad concludeerde echter dat er geen aanknopingspunten waren voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig was geweest. De rechtbank had voldoende gemotiveerd dat de verzekeringsarts rekening had gehouden met de medische situatie van appellante en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) correct was toegepast. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond voor was. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in het medisch onderzoek en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.