ECLI:NL:CRVB:2018:3822
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.M. van Dun
- Y. Azirar
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die zich op 1 april 2014 ziek had gemeld, had een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had vastgesteld dat de appellant met ingang van 29 maart 2016 recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 51,04%. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat de rechtbank heeft gehandeld in strijd met artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door een rapport zonder overleg met de appellant aan het dossier toe te voegen. Echter, omdat de appellant in hoger beroep alsnog de gelegenheid heeft gehad om op het rapport te reageren, is er geen reden voor vernietiging van de aangevallen uitspraak. De Raad bevestigt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de appellant in staat is de voorgehouden functies te vervullen. De Raad onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat er geen aanleiding is om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, aangezien de appellant geen nieuwe medische gegevens heeft overgelegd die niet eerder zijn gewogen.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst de verzoeken van de appellant af, waarbij ook geen veroordeling in proceskosten wordt uitgesproken.