ECLI:NL:CRVB:2018:3818
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-uitkering van appellant, die als machinebediende werkte en op 31 maart 2009 uitviel. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende appellant op 29 maart 2011 een WGA-uitkering toe, maar beëindigde deze per 1 oktober 2015 na een herbeoordeling, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 32,58% werd vastgesteld. Appellant ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat alle klachten van appellant op een deugdelijke wijze waren betrokken bij de beoordeling. Appellant stelde dat zijn fysieke en psychische beperkingen waren onderschat en dat hij ongeschikt was voor de voorbeeldfuncties die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellant in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank had terecht geoordeeld dat de medische problematiek niet was miskend en dat de geselecteerde voorbeeldfuncties medisch passend waren voor appellant. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.