Uitspraak
16.8067 WIA
14 november 2016, 16/1006 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die als schoonmaakster heeft gewerkt, had zich ziek gemeld na beëindiging van haar dienstverband en verzocht om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat appellante 0% arbeidsongeschikt is en heeft haar aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medische onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere beoordeling konden ondermijnen.
In hoger beroep heeft appellante gesteld dat zij volledig arbeidsongeschikt is en dat het medisch oordeel van de verzekeringsartsen onjuist is. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de belastbaarheid van appellante op de datum in geding correct is ingeschat. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat appellante geen recht heeft op een WIA-uitkering per 30 april 2015. Het hoger beroep is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.