ECLI:NL:CRVB:2018:3760
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen boetes opgelegd door het CAK wegens het niet afsluiten van een zorgverzekering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, die de beroepen van appellante tegen de boetes opgelegd door het CAK ongegrond had verklaard. De appellante had geen zorgverzekering afgesloten en ontving daarom boetes van het CAK. De Raad heeft vastgesteld dat het CAK, sinds 1 januari 2017 verantwoordelijk voor deze zaken, de appellante op 17 december 2013 had aangemaand om een zorgverzekering af te sluiten, met de waarschuwing dat er een boete zou volgen als dit niet binnen drie maanden gebeurde. De boetes van € 332,25 werden opgelegd op 21 april 2014 en 31 oktober 2014, omdat appellante niet aan de zorgverzekeringsplicht voldeed. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de zorgverzekeringsplicht niet in strijd is met nationale en internationale rechtsregels, en dat de appellante niet gedwongen kan worden om een zorgverzekering af te sluiten. De Raad onderschrijft dit oordeel en wijst erop dat de zorgverzekeringsplicht niet in strijd is met de contractsvrijheid zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De Raad heeft ook het verzoek van appellante om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad en het Hof van Justitie van de Europese Unie afgewezen, omdat de wet deze mogelijkheid niet biedt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond.