ECLI:NL:CRVB:2018:3752
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van onvoldoende informatie over woon- en verblijfadres
Op 27 november 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een afwijzing van een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) door het Drechtstedenbestuur. Appellant had op 9 november 2015 een aanvraag ingediend, waarbij hij als woonadres het adres van zijn ouders had opgegeven. Echter, het bestuur concludeerde dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden, omdat hij onvoldoende duidelijkheid had verschaft over zijn feitelijke woon- en verblijfadres. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 6 november 2018 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Het bestuur werd vertegenwoordigd door een andere advocaat. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen eenduidige verklaringen heeft afgelegd over zijn verblijfplaats en dat zijn verklaringen onvoldoende aanknopingspunten bieden voor de conclusie dat hij op het opgegeven adres verbleef. De Raad oordeelde dat het bestuur niet in staat was om de bijstandbehoevendheid vast te stellen, omdat appellant niet voldeed aan zijn verplichting om juiste en volledige informatie te verstrekken.
De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter F. Hoogendijk, met F.H.R.M. Robbers als griffier.