ECLI:NL:CRVB:2018:3740
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na eerstejaars ZW-beoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die als timmerman werkte, had zich op 8 december 2014 ziek gemeld met rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat hij met ingang van 29 januari 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek door de Uwv-arts zorgvuldig was uitgevoerd.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat de belasting in de geselecteerde functies zijn belastbaarheid overschrijdt. Het Uwv heeft de aangevallen uitspraak verdedigd. De Raad heeft de argumenten van de appellant en het Uwv gewogen en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door de Uwv-arts zorgvuldig en volledig was. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts dossierstudie heeft verricht en appellant lichamelijk en psychisch heeft onderzocht. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de functies die aan de ZW-beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor de appellant.
De Raad heeft de conclusie van de rechtbank bevestigd dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.