ECLI:NL:CRVB:2018:3735
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na eerstejaars ZW-beoordeling en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die als tuinbouwmedewerker werkzaam was, had zich op 16 mei 2014 ziek gemeld met lage rug- en knieklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant in eerste instantie ziekengeld toegekend, maar na een beoordeling op 17 maart 2015 werd vastgesteld dat hij in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Hierdoor werd hem met ingang van 16 juni 2015 het recht op ziekengeld ontzegd. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij zij de medische oordelen van het Uwv onderschreef.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en voegde hij nieuwe medische gegevens toe, waaronder informatie over een herseninfarct dat hij op 26 september 2016 had doorgemaakt. De Raad oordeelde echter dat deze nieuwe informatie niet relevant was voor de beoordeling van de belastbaarheid van appellant op de datum in geding, namelijk 14 februari 2016. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, omdat er geen nieuwe medische gegevens waren die de vastgestelde belastbaarheid van appellant in twijfel trokken. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.