ECLI:NL:CRVB:2018:3711
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor eigen bijdrage rechtsbijstand en griffierecht op basis van niet tijdige indiening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. Appellanten, die om bijzondere bijstand vroegen voor de kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand en griffierecht, hadden hun aanvraag te laat ingediend. De aanvraag was op 20 mei 2016 ingediend, terwijl de kosten in de jaren 2014 en 2015 waren opgekomen. Het college had de aanvraag afgewezen op grond van het feit dat deze niet binnen de gestelde termijn van acht weken na het opkomen van de kosten was ingediend.
De rechtbank had het beroep van appellanten tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerden appellanten aan dat er bijzondere omstandigheden waren die hen verhinderden om tijdig een aanvraag in te dienen. Ze stelden dat het indienen van de aanvraag een te grote belasting voor hun gemachtigde zou zijn geweest en dat zij om medische redenen niet in staat waren om de aanvraag tijdig in te dienen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de door appellanten overgelegde medische gegevens niet voldoende waren om aan te tonen dat zij niet in staat waren om binnen de gestelde termijn een aanvraag in te dienen. Bovendien was gebleken dat appellanten in staat waren om andere juridische procedures te voeren, wat hun stelling ondermijnde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand bleef. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.