ECLI:NL:CRVB:2018:3674
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de loongerelateerde WGA-uitkering en de medische grondslag van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de loongerelateerde WGA-uitkering van appellant, die eerder door het Uwv was vastgesteld. Appellant, die op 9-jarige leeftijd een auto-ongeluk heeft gehad, heeft in de loop der jaren verschillende werkzaamheden verricht, maar heeft zich in 2013 ziek gemeld vanwege neurologische klachten. Het Uwv had in 2015 vastgesteld dat appellant geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA, maar dit besluit werd later gewijzigd, waardoor appellant recht kreeg op een loongerelateerde WGA-uitkering met een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%.
De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het gewijzigde besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de functionele mogelijkheden van appellant correct waren vastgesteld. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat het onderzoek van het Uwv onzorgvuldig was en dat niet al zijn klachten waren meegenomen in de beoordeling.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische situatie van appellant correct had beoordeeld en dat de geselecteerde functies passend waren. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en de Raad bevestigde de aangevallen uitspraak. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 1.002,- werden begroot.