ECLI:NL:CRVB:2018:3632
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet inschrijven voor MBO-opleiding
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Bij besluit van 12 februari 2015 heeft het college de bijstand van appellant opgeschort met ingang van 1 februari 2015, en bij besluit van 2 maart 2015 is deze bijstand definitief ingetrokken. Het college heeft deze beslissing gebaseerd op artikel 13, tweede lid, aanhef en onder c, van de Participatiewet (PW), omdat appellant zich per 1 februari 2015 moest inschrijven voor een MBO-opleiding. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de intrekking van de bijstand ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de intrekking van de bijstand terecht is gebeurd. Appellant voerde aan dat hij niet opnieuw is gehoord voorafgaand aan het bestreden besluit, maar de Raad oordeelde dat het college niet in alle gevallen verplicht is om een hoorzitting te houden. De Raad stelde vast dat appellant voldoende gelegenheid heeft gehad om te reageren op de nadere onderbouwing van het besluit.
Daarnaast stelde appellant dat het college geen rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden, die een opleiding op niveau MBO 3 rechtvaardigen. De Raad oordeelde echter dat het niveau van de opleiding niet van belang is, aangezien zowel MBO 1 als MBO 2 opleidingen zijn die voldoen aan de eisen van de PW. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier en de voorzitter hebben de uitspraak ondertekend.