ECLI:NL:CRVB:2018:3616
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van langdurigheidstoeslag en bijzondere omstandigheden
Op 30 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de aanvraag van appellant voor een individuele inkomenstoeslag over de jaren 2015 en 2016, die op 22 februari 2016 was ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Barendrecht had de aanvraag goedgekeurd met ingang van de aanvraagdatum, maar had het verzoek om toekenning vanaf 1 januari 2015 afgewezen. De reden hiervoor was dat er geen bijzondere omstandigheden waren die terugwerkende kracht rechtvaardigden.
In hoger beroep stelde appellant dat hij niet op de hoogte was van de verkorting van de referteperiode bij de invoering van de individuele inkomenstoeslag naar 36 maanden en dat de gemeente hem hierover actief had moeten informeren. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat deze beroepsgrond niet slaagde. Volgens vaste rechtspraak leidt onbekendheid met wet- of regelgeving of gebrek aan voorlichting van het college niet tot een bijzondere omstandigheid die afwijking van het uitgangspunt rechtvaardigt dat geen bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gemeenteraad de gewijzigde referteperiode had vastgelegd in de Verordening individuele studie- en inkomenstoeslag. Appellant was bovendien al eerder geïnformeerd over de veranderingen in de langdurigheidstoeslag. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten en dat de beslissing openbaar werd uitgesproken.