ECLI:NL:CRVB:2018:3589
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante, die zich op 28 juli 2010 ziek meldde terwijl zij als productiemedewerker via een uitzendbureau werkte, hoger beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering door het Uwv. Het Uwv had op 1 juli 2014 besloten de uitkering per 6 april 2012 te beëindigen, omdat appellante weer in staat werd geacht haar werkzaamheden te verrichten. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar het Uwv verklaarde haar bezwaar ongegrond op 13 januari 2015. De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van een deskundigenrapport van verzekeringsarts M.M. Wolff-van der Ven, dat op 8 september 2017 was uitgebracht. Dit rapport concludeerde dat appellante, ondanks haar medische klachten, in staat was haar werkzaamheden als productiemedewerker te verrichten. De Raad oordeelde dat het deskundigenrapport zorgvuldig en consistent was en dat het Uwv op goede gronden had besloten dat appellante per 6 april 2012 geen recht meer had op een ZW-uitkering. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van de bestuursrechter in het volgen van onafhankelijke deskundigen bij het vaststellen van de geschiktheid tot arbeid.