ECLI:NL:CRVB:2018:3582
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.W.H.I. Korte
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van aanvraag bijstandsverlening op grond van de WWB
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de aanvraag van appellant om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) buiten behandeling is gesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan. Appellant was niet verschenen, maar zijn gemachtigde, mr. P.M.J. Graus, diende op de zittingsdag een verzoek om uitstel in vanwege ziekte. Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen was eveneens niet verschenen. De Raad heeft het verzoek om uitstel afgewezen, omdat het te laat was ingediend en niet met schriftelijke stukken was onderbouwd. De Raad heeft overwogen dat de lange duur van de procedure voornamelijk te wijten is aan eerdere uitstelverzoeken van appellant en dat er een groot belang is bij een spoedige afdoening van de zaak.
De Raad heeft vastgesteld dat de gemachtigde van appellant eerder uitstel had gekregen en dat hij op de hoogte was van de zittingsdatum. Het verzoek om uitstel werd afgewezen omdat de gemachtigde niet tijdig maatregelen had getroffen om vervangende rechtshulp te regelen. De Raad heeft ook vastgesteld dat de communicatieproblemen aan de kant van de gemachtigde lagen, aangezien alle faxapparaten op de griffie normaal functioneerden. De Raad heeft uiteindelijk de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het college bevoegd was om de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).