ECLI:NL:CRVB:2018:3575

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 oktober 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
15/4962 MAW-PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens wangedrag en de rol van medische omstandigheden in de besluitvorming

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft het ontslag van een ambtenaar, betrokkene, door de staatssecretaris van Defensie wegens wangedrag. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de staatssecretaris het ontslagbesluit onvoldoende zorgvuldig had genomen, omdat de medische situatie van betrokkene niet was betrokken bij de besluitvorming. De staatssecretaris werd opgedragen dit gebrek te herstellen.

De staatssecretaris heeft vervolgens psychiater P.F. Eland ingeschakeld om te onderzoeken in hoeverre het wangedrag aan betrokkene was toe te rekenen. Op basis van het rapport van de psychiater heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat betrokkene ten tijde van de verweten gedragingen ten minste ten dele in staat was om de ontoelaatbaarheid daarvan in te zien en naar dit inzicht te handelen. Hierdoor was de staatssecretaris bevoegd om het dienstverband van betrokkene te beëindigen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht het beroep van betrokkene gegrond had verklaard en het eerdere besluit van 5 maart 2014 had vernietigd. De Raad stelde vast dat de staatssecretaris in beroep het ontslagbesluit afdoende had onderbouwd, en dat de medische situatie van betrokkene een bijzondere omstandigheid vormde die de toepassing van het zero-tolerance beleid in deze zaak niet rechtvaardigde. De Raad benadrukte dat een aanspraak op financiële vergoeding niet kan worden betrokken bij de beoordeling van het ontslag wegens wangedrag. Het hoger beroep van de staatssecretaris slaagde, en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit werden in stand gelaten, met uitzondering van de beslissingen over proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

15.4962 MAW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 juni 2015, 14/2772 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Minister van Defensie, thans de Staatssecretaris van Defensie (staatssecretaris)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 25 oktober 2018
Zitting hebben: H.C.P. Venema (voorzitter), K.J. Kraan en J.J.T. van den Corput
Griffier: L.V. van Donk
Ter zitting zijn verschenen: betrokkene, bijgestaan door mr. B.D.W. Martens, advocaat. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.J. Knol en
mr. S.R.M. van Haren

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak, behalve de beslissingen over proceskosten en griffierecht;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 5 maart 2014;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Betrokkene is ontslagen wegens wangedrag. De rechtbank heeft bij tussenuitspraak geoordeeld dat de staatsecretaris het ontslagbesluit onvoldoende zorgvuldig heeft genomen, nu de medische situatie van betrokkene daarbij niet betrokken is geweest. Aan de staatssecretaris is opgedragen dit gebrek te herstellen. De staatssecretaris heeft psychiater Eland gevraagd te onderzoeken in hoeverre het wangedrag aan betrokkene is toe te rekenen.
De staatssecretaris heeft vervolgens met het rapport van psychiater P.F. Eland gemotiveerd dat betrokkene ten tijde van de hem verweten gedraging ten minste ten dele in staat diende te worden geacht de ontoelaatbaarheid daarvan in te zien en naar dit inzicht te handelen. De staatssecretaris was daarmee bevoegd om het dienstverband van betrokkene te beëindigen wegens wangedrag. Nu de staatssecretaris pas in beroep het besluit afdoende heeft onderbouwd, heeft de rechtbank terecht het beroep gegrond verklaard en het besluit van
5 maart 2014 vernietigd.
In de door de psychiater vastgestelde medische situatie van betrokkene heeft de rechtbank een bijzondere omstandigheid aangenomen, op grond waarvan de staatssecretaris in redelijkheid geen toepassing mocht geven aan het zogeheten zero-tolerance beleid, zonder dat daar een financiële vergoeding tegenover stond. Een aanspraak op een financiële vergoeding kan evenwel niet als onderdeel in een procedure als deze, waarbij sprake is van ontslag wegens wangedrag, bij de beoordeling van het ontslag worden betrokken. Het daartegen gerichte hoger beroep van de staatssecretaris slaagt. De beoordeling van de vraag of in verband met de zorgplicht aanspraak bestaat op een financiële vergoeding kan in een afzonderlijke procedure aan de orde worden gesteld.
Nu het door de rechtbank geconstateerde gebrek in de besluitvorming met de op het rapport van psychiater Eland gebaseerde onderbouwing is hersteld, is er aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) L.V. van Donk (getekend) H.C.P. Venema

IJ