ECLI:NL:CRVB:2018:3562
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Recht op loongerelateerde WGA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
Op 14 november 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over het recht op een loongerelateerde WGA-uitkering. Appellant, die zich op 27 juni 2012 ziek meldde vanwege lichamelijke en psychische klachten, had in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn klachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 5 december 2014 recht had op een WGA-uitkering, met een mate van arbeidsongeschiktheid van 64,62%. De rechtbank Noord-Holland had eerder het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant onder andere verwezen naar een rapport van bedrijfsarts dr. B. Sorgdrager, waarin werd gesteld dat er geen benutbare mogelijkheden zijn en dat appellant maximaal 16 tot 20 uur per week inzetbaar is. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig hadden gehandeld en dat er geen aanleiding was om de conclusies van de verzekeringsartsen te betwijfelen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellant niet meer of anders beperkt was dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 december 2014 was vastgelegd.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van O.V. Vries als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 14 november 2018.