ECLI:NL:CRVB:2018:3560
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na medisch onderzoek en beoordeling van beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellante. Appellante had zich ziek gemeld na een verkeersongeval en was van mening dat haar psychische klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Het Uwv had vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dit besluit was in eerdere procedures door de rechtbank Limburg bevestigd. Appellante stelde dat de artsen van het Uwv haar psychische klachten te licht hadden ingeschat en dat er onvoldoende onderzoek was verricht naar haar klachten. Ze verwees naar richtlijnen van het Nederlands Huisartsen Genootschap en de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskundigen ter ondersteuning van haar standpunt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had dossieronderzoek verricht, een uitgebreide anamnese afgenomen en eigen onderzoek gedaan naar de gezondheidstoestand van appellante. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank had terecht geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen, en het Uwv had voldoende gemotiveerd dat de belasting in de voor appellante vastgestelde functies in overeenstemming was met haar belastbaarheid.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en dat er geen grond was voor een veroordeling in de proceskosten.