ECLI:NL:CRVB:2018:3558
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terugvordering van een persoonsgebonden budget door het zorgkantoor
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen van € 51.312,05 voor het jaar 2014, maar het zorgkantoor heeft dit bedrag op nihil vastgesteld en een terugvordering van € 44.125,67 ingesteld. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat het zorgkantoor voldoende had gemotiveerd dat de verantwoorde zorg niet voldeed aan de eisen van AWBZ-zorg. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het zorgkantoor de wijziging van de vaststelling van het pgb over 2013 niet had mogen doorvoeren, en dat de zorg in 2014 gelijk was aan die in 2013. De Raad heeft echter geoordeeld dat de administratie van het pgb niet voldeed aan de gestelde eisen en dat het zorgkantoor de vaststelling van het pgb terecht heeft beperkt tot het goedgekeurde bedrag voor persoonlijke verzorging. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.