Uitspraak
17.3241 PW
OVERWEGINGEN
e-mailbericht van 13 januari 2016 heeft appellante hierop gereageerd, maar niet de gevraagde bankafschriften overgelegd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante op 10 november 2015 een aanvraag voor bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft appellante verzocht om bankafschriften over te leggen, maar appellante heeft niet aan deze verzoeken voldaan. Het college heeft daarop de aanvraag buiten behandeling gesteld op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de benodigde gegevens ontbraken. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij redelijkerwijs niet over de gevraagde bankafschriften kon beschikken, omdat het om een internetspaarrekening ging waarvan zij geen afschriften kon printen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet over de bankafschriften kon beschikken. De Raad heeft vastgesteld dat de door het college gevraagde bankafschriften essentieel zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand en dat appellante deze niet binnen de gestelde termijn heeft verstrekt. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Rotterdam bevestigd, waarin het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond werd verklaard. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van C.A.E. Bon als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 november 2018.