ECLI:NL:CRVB:2018:3513
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstand en terugvordering van bijstandsbedragen in het kader van vakantietoeslag en reiskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om de herziening van de bijstand van appellante over het jaar 2013 en de terugvordering van bijstandsbedragen door het college van burgemeester en wethouders van Cuijk. Appellante ontving bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) en had daarnaast inkomsten uit dienstbetrekking in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW). Het college heeft de bijstand van appellante herzien en een bedrag van € 1.369,95 teruggevorderd, omdat het inkomen uit dienstbetrekking in mindering moest worden gebracht op de bijstand. Hierbij heeft het college ook de aanspraak op vakantietoeslag en de reiskostenvergoeding van appellante in aanmerking genomen.
De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college ten onrechte de vakantietoeslag en de reiskostenvergoeding in mindering heeft gebracht op de bijstand. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 30 oktober 2018 geoordeeld dat het college de vakantietoeslag correct heeft berekend en dat de reiskostenvergoeding niet kan worden uitgesloten van het middelenbegrip. De Raad heeft vastgesteld dat de vakantietoeslag niet meer in mindering is gebracht dan appellante feitelijk heeft ontvangen en dat de reiskostenvergoeding een bruto vergoeding betreft die niet kan worden uitgesloten van de bijstandsberekening.
De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.