ECLI:NL:CRVB:2018:351
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- E.C.R. Schut
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van het college van burgemeester en wethouders van [gemeente] tegen de uitspraken van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan betrokkene 1, die sinds 1 maart 2008 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. Het college heeft de bijstand ingetrokken op basis van het vermoeden dat betrokkene 1 een gezamenlijke huishouding voerde met betrokkene 2, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is. De rechtbank heeft de besluiten van het college vernietigd, omdat niet is komen vast te staan dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De Centrale Raad van Beroep heeft de oordelen van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat de onderzoeksbevindingen van het college onvoldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat betrokkenen hun hoofdverblijf op dezelfde adressen hadden. De Raad benadrukt dat het bijstandverlenend orgaan de last heeft om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan. De Raad concludeert dat de hoger beroepen van het college niet slagen en dat de bijstand van betrokkene 1 per 1 april 2015 moet worden voortgezet. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van betrokkene 1 en betrokkene 2.