Uitspraak
15 december 2016, 16/2356 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
Op 8 november 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/625 ZW. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door mr. S.G.C. van Ingen, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 december 2016. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 4 september 2018 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant.
Naar aanleiding van deze tegemoetkoming heeft mr. Van Ingen op 18 september 2018 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellant moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 501,-, ter dekking van de kosten voor verleende rechtsbijstand. De appellant kan voor vergoeding van het griffierecht zich rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J.P.M. Zeijen, met L.R. Carlier als griffier.