ECLI:NL:CRVB:2018:3490
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgvuldigheid van het onderzoek door het Uwv in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die zich ziek had gemeld na een auto-ongeval, was in het kader van de Ziektewet (ZW) in aanmerking gebracht voor een uitkering. Het Uwv had vastgesteld dat zij met ingang van 5 november 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het niet eens met dit besluit en had bezwaar aangetekend, wat door het Uwv ongegrond was verklaard.
De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat het onderzoek van het Uwv voldoende zorgvuldig was geweest en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar klachten waren onderschat en dat de medische informatie van haar behandelaars niet goed was meegenomen in de beoordeling. De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld. De medische informatie die appellante in hoger beroep had overgelegd, bood geen nieuwe inzichten die de eerdere conclusies van het Uwv konden ondermijnen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De beslissing van het Uwv om appellante geen ziekengeld meer toe te kennen werd daarmee bekrachtigd. De uitspraak werd gedaan door A.I. van der Kris, met P.B. van Onzenoort als griffier.