ECLI:NL:CRVB:2018:3438
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm bij inwoning van familieleden en herziening van bijstandsverlening
Op 8 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de toepassing van de kostendelersnorm. Verzoeker ontving sinds 2 maart 2011 bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Op 9 juni 2017 meldde hij dat zijn moeder en zus sinds 1 april 2016 tijdelijk bij hem inwoonden, omdat zij geen eigen woning meer hadden. Dit werd bevestigd door waarnemingen van het college en een huisbezoek op 7 juni 2017. De Raad oordeelde dat, ondanks dat er geen gezamenlijke huishouding was, de zus en moeder van verzoeker als kostendelende medebewoners werden beschouwd, omdat zij hun hoofdverblijf in zijn woning hadden.
De Raad benadrukte dat het voor de toepassing van de kostendelersnorm niet uitmaakt waarom de medebewoners bij verzoeker wonen, of zij inkomen hebben en de kosten delen. Ook de AOW-status van de moeder had geen invloed op de toepassing van de kostendelersnorm. Verzoeker had zijn inlichtingenplicht geschonden door niet te melden dat zijn zus en moeder bij hem verbleven, wat leidde tot een onterecht hogere bijstandsverlening.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank Rotterdam en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De herziening van de bijstand over de periode van 1 april 2016 tot 1 juni 2017 en de terugvordering van € 6.845,18 werden als terecht beoordeeld. De uitspraak werd openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.