ECLI:NL:CRVB:2018:3431
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor schoolkosten op basis van kindgebonden budget
Op 16 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Almere. Appellante had op 13 januari 2016 bijzondere bijstand aangevraagd voor de verplichte eigen bijdrage voor de werkweek van haar dochter in het schooljaar 2015/2016. Het college heeft deze aanvraag op 1 februari 2016 afgewezen, met als argument dat het kindgebonden budget, ingevolge de Wet kindgebonden budget (Wet kgb), als een passende en toereikende voorliggende voorziening voor de schoolkosten geldt. Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd op 2 mei 2016.
De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellante was van mening dat er geen sprake was van een toereikende en passende voorliggende voorziening. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, volgens artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet (PW), er geen recht op bijstand bestaat indien er een voorliggende voorziening is die als toereikend en passend wordt beschouwd. De Raad verwees naar eerdere rechtspraak die bevestigt dat het kindgebonden budget als een dergelijke voorziening kan worden aangemerkt.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overweging dat het kindgebonden budget niet alleen de kosten van de school dekt, maar ook als een adequate voorziening wordt gezien voor de noodzakelijke kosten van het bestaan.