ECLI:NL:CRVB:2018:3411
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het persoonsgebonden budget voor zorg verleend in een ander kalenderjaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een appellante die een persoonsgebonden budget (pgb) had ontvangen op grond van de Regeling subsidies AWBZ voor het jaar 2013. Het zorgkantoor had in een besluit van 23 december 2016 het pgb vastgesteld op € 36.990,54 en een bedrag van € 2.017,46 teruggevorderd. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit gegrond verklaard en het pgb voor 2013 vastgesteld op € 38.240,54, waarbij de terugvordering was verlaagd naar € 767,46. De rechtbank oordeelde dat bepaalde betalingen van appellante, gedaan in januari 2013, niet konden worden verantwoord met het pgb van 2013 omdat deze betalingen betrekking hadden op zorg verleend in 2012.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank dat het pgb over 2013 niet kan worden aangewend voor zorg die in 2012 is verleend. De Raad benadrukte dat de Regeling subsidies AWBZ uitgaat van een subsidieperiode per kalenderjaar, en dat het niet mogelijk is om een pgb van een ander jaar te gebruiken voor zorgkosten van een voorgaand jaar. De Raad verwees ook naar een eerdere uitspraak van 22 februari 2017 ter ondersteuning van dit standpunt. Appellante werd erop gewezen dat zij zich tot de civiele rechter kan wenden voor eventuele geschillen over deurwaarderskosten die verband houden met de invordering van het teruggevorderde bedrag. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.