ECLI:NL:CRVB:2018:3411

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
17-7537 AWBZ-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het persoonsgebonden budget voor zorg verleend in een ander kalenderjaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een appellante die een persoonsgebonden budget (pgb) had ontvangen op grond van de Regeling subsidies AWBZ voor het jaar 2013. Het zorgkantoor had in een besluit van 23 december 2016 het pgb vastgesteld op € 36.990,54 en een bedrag van € 2.017,46 teruggevorderd. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit gegrond verklaard en het pgb voor 2013 vastgesteld op € 38.240,54, waarbij de terugvordering was verlaagd naar € 767,46. De rechtbank oordeelde dat bepaalde betalingen van appellante, gedaan in januari 2013, niet konden worden verantwoord met het pgb van 2013 omdat deze betalingen betrekking hadden op zorg verleend in 2012.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank dat het pgb over 2013 niet kan worden aangewend voor zorg die in 2012 is verleend. De Raad benadrukte dat de Regeling subsidies AWBZ uitgaat van een subsidieperiode per kalenderjaar, en dat het niet mogelijk is om een pgb van een ander jaar te gebruiken voor zorgkosten van een voorgaand jaar. De Raad verwees ook naar een eerdere uitspraak van 22 februari 2017 ter ondersteuning van dit standpunt. Appellante werd erop gewezen dat zij zich tot de civiele rechter kan wenden voor eventuele geschillen over deurwaarderskosten die verband houden met de invordering van het teruggevorderde bedrag. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

17.7537 AWBZ-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 oktober 2017, 17/1132 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. (zorgkantoor)
Datum uitspraak: 10 oktober 2018
Zitting heeft: J. Brand
Griffier: M.A.A. Traousis
Partijen zijn niet ter zitting verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1.1.
Aan appellante is op grond van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa) voor het jaar 2013 een persoonsgebonden budget (pgb) verleend. Bij besluit van 23 december 2016 (bestreden besluit) heeft het zorgkantoor, beslissend op bezwaar, het pgb van appellante voor het jaar 2013 vastgesteld op € 36.990,54 en een bedrag van € 2.017,46 van appellante teruggevorderd.
1.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de aangevallen uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank heeft rekening houdend met een bedrag van € 1.250,- voor in 2013 verleende en betaalde zorg, welk bedrag eerder kennelijk abusievelijk door appellante niet is verantwoord, het pgb voor het jaar 2013 vastgesteld op € 38.240,54 en de terugvordering verlaagd naar een bedrag van € 767,46.
De rechtbank is van oordeel dat het pgb over 2013 niet kan worden gebruikt voor de door appellante op 8 januari 2013 verrichte betalingen van € 2.588,75 en € 682,50 omdat deze betalingen, volgens de omschrijving op het bankafschrift, betrekking hebben op loon van de zorgverleners over de maand december 2012.
2.1.
Het oordeel van de rechtbank omtrent het niet kunnen aanwenden van het pgb over 2013 voor zorg verleend in 2012 is juist. De Rsa gaat, zoals blijkt uit de tekst van, en de toelichting van de regelgever bij, de artikelen 2.6.6 tot en met 2.6.13 (Stcrt. 2005, 242, blz. 29, 31, 33) uit van een subsidieperiode per (deel van een) kalenderjaar. In die systematiek past niet dat de voor het jaar 2013 verleende subsidie kan worden verantwoord met zorg die in 2012 is ontvangen maar niet kon worden betaald uit het voor dat jaar verleende pgb. De Raad verwijst in dit verband ook naar zijn uitspraak van 22 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:639. De omstandigheid dat appellante in het jaar 2012 meer zorg heeft ingekocht dan waarvoor pgb in dat jaar is verleend, komt dan ook volledig voor haar rekening en risico.
2.2.
Appellante kan zich tot de civiele rechter wenden voor zover zij het niet eens is met (in het verleden) in rekening gebrachte deurwaarderskosten die samenhangen met de invordering.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) M.A.A. Traousis (getekend) J. Brand

OS