ECLI:NL:CRVB:2018:3397
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na opschorting wegens niet tijdig verstrekken van gevraagde gegevens
Op 30 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. De zaak betreft de intrekking van bijstand van appellant, die als zelfstandige werkzaam was en bijstand ontving op grond van de Participatiewet. Na een aanvraag voor bijstandsverlening, die werd afgewezen, heeft het college appellant verzocht om bewijsstukken met betrekking tot zijn zelfstandige werkzaamheden. Appellant heeft hieraan geen gehoor gegeven, wat leidde tot een opschorting van zijn bijstandsrecht op 7 februari 2017. Het college heeft vervolgens op 20 februari 2017 de bijstand van appellant ingetrokken, omdat hij de gevraagde gegevens niet tijdig had verstrekt.
Appellant heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar het college heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant zijn gronden tegen de uitspraak van de rechtbank naar voren gebracht, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant de gevraagde gegevens niet tijdig heeft ingediend en dat dit hem te verwijten is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond bestaat voor een veroordeling tot schadevergoeding.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig verstrekken van gegevens voor de beoordeling van het recht op bijstand en de verantwoordelijkheden van de aanvrager in dit proces. De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand terecht is gebeurd, gezien het feit dat appellant niet heeft voldaan aan de verzoeken van het college.