ECLI:NL:CRVB:2018:3389
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.N.A. Bootsma
- Y. Itkal
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens ondoorzichtige financiële situatie
Op 30 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die vanaf 31 mei 2010 aanvullende bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). Na het vertrek van zijn partner woonde appellant bij zijn broer en diens vriendin, wat leidde tot een bijstandsberekening op basis van de kostendelersnorm voor drie personen.
In het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand heeft het college appellant verzocht om zijn bankafschriften te verstrekken. Het college heeft vervolgens de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 3.420,92 teruggevorderd, omdat appellant niet alle bankafschriften had overgelegd en gebruik maakte van de bankrekening van zijn broer. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat zijn recht op bijstand wel vast te stellen was, omdat hij geen andere bankrekeningen had gebruikt. De Raad oordeelde echter dat de ondoorzichtige financiële situatie, veroorzaakt door het gebruik van de gezamenlijke bankrekening, het onmogelijk maakte om het recht op bijstand vast te stellen. De Raad bevestigde dat de bewijslast bij het college ligt, maar dat de intrekking van de bijstand gerechtvaardigd was.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.