ECLI:NL:CRVB:2018:3352

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
16/5706 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang na overlijden appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 16/5706 AWBZ. Het hoger beroep was ingesteld door de appellante, die op 18 januari 2018 is overleden. De advocaat van de appellante, mr. A.M.P.M. Adank, heeft het hoger beroep ingediend, maar na het overlijden van de appellante is er geen procesbelang meer. Er zijn geen erfgenamen die de procedure willen voortzetten, en ook na een aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld om als partij aan het geding deel te nemen.

De Raad heeft vastgesteld dat het procesbelang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

16.5706 AWBZ

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
26 juli 2016, 15/6082 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
wijlen [appellante] , in leven laatstelijk gewoond hebbend te [woonplaats] , (appellante)
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. (zorgkantoor)
Datum uitspraak: 24 oktober 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.M.P.M. Adank, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad van 6 juni 2018. Namens appellante is verschenen mr. Adank. Het zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.H.D. Saro.
Ter zitting is meegedeeld dat appellante op 18 januari 2018 is overleden.
Het onderzoek is met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heropend.
De Raad heeft, gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, en 8:56 van de Awb, in de Staatscourant van 27 juni 2018 aangekondigd dat het (nadere) onderzoek ter zitting zal plaatsvinden op 1 augustus 2018.
Namens appellante is niemand verschenen. Zoals tevoren bericht heeft het zorgkantoor zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. Appellante is overleden. Niet kan worden gezegd dat de overledene enig belang heeft bij de voortzetting van het geding.
2. Niet is gebleken van erfgenamen die appellante als partij in het onderhavige geding zijn opgevolgd en het geding zouden willen voortzetten. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding te mogen deelnemen.
3. Op grond van het voorgaande wordt geoordeeld dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen. Het hoger beroep zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2018.
(getekend) J. Brand
(getekend) B. Dogan

KS