ECLI:NL:CRVB:2018:3334
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid van functies in medisch opzicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die zich ziek had gemeld met cardiale klachten en hyperventilatie, had een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv had vastgesteld dat de appellant met ingang van 14 februari 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de medische belastbaarheid van de appellant overtuigend was gemotiveerd door de artsen van het Uwv.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn gronden, waarbij hij stelde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was verricht en dat zijn psychische beperkingen waren onderschat. De Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden van de appellant volledig had besproken en dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor de appellant. De geselecteerde functies waren onder andere magazijn/expeditiemedewerker en operator. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige in het vaststellen van de geschiktheid van functies voor de appellant. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.