ECLI:NL:CRVB:2018:331

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2018
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
16/1371 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang na tegemoetkoming in bezwaar

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. S. Kroesbergen, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die met ingang van 16 november 2013 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt is geacht. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het besluit van 21 september 2017 geheel tegemoetkomt aan het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 30 december 2013. Hierdoor heeft appellante geen procesbelang meer bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 januari 2016, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat voor het aannemen van procesbelang niet alleen een formeel of principieel belang voldoende is, maar dat er daadwerkelijk een resultaat moet zijn dat betekenis heeft voor de indiener. Aangezien appellante tevreden is met het resultaat van het nieuwe besluit, maar moeite heeft met de wijze waarop dit tot stand is gekomen, heeft de Raad besloten het onderzoek te sluiten zonder nadere zitting.

De Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.555,70 bedragen. Dit bedrag omvat kosten voor verleende rechtsbijstand en de kosten van de geraadpleegde deskundige, cardioloog prof. dr. F.C. Visser. De uitspraak is openbaar gedaan op 1 februari 2018.

Uitspraak

16.1371 WIA

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
18 januari 2016, 15/2199 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 1 februari 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S. Kroesbergen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend, met daarbij gevoegd een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 april 2016.
Appellante heeft een rapport van de door haar als deskundige geraadpleegde cardioloog
prof. dr. F.C. Visser van 7 november 2016 en een aanvulling op het rapport aan de Raad gestuurd.
De Raad heeft een verzekeringsarts als deskundige benoemd teneinde van verslag en advies te dienen. Op 31 juli 2017 heeft M.M. Wolff-van der Ven een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft op 21 september 2017 een nieuw besluit genomen. Appellante is met ingang van 16 november 2013 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt geacht.
Appellante heeft hierop gereageerd.
Met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb, is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten. De Raad heeft het onderzoek daarom gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Appellante heeft in reactie op het besluit van 21 september 2017 te kennen gegeven dat zij tevreden is met het resultaat, maar zij heeft moeite met de wijze waarop dit tot stand is gekomen.
2. Vastgesteld wordt dat het besluit van 21 september 2017 geheel tegemoet komt aan het bezwaar van appellante tegen het besluit van 30 december 2013. Gelet op de artikelen
6:19, eerste lid, en 6:24 van de Awb wordt dit besluit niet in de beoordeling betrokken.
3. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 18 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1874) is eerst sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4. Uit het vorenstaande volgt dat appellante geen belang meer heeft bij beoordeling van de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep wordt daarom niet ontvankelijk verklaard.
5. Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante.
Deze kosten worden begroot op € 1.002,- in beroep en op € 501,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. Daarnaast komen de kosten van de door appellante geraadpleegde deskundige, cardioloog Visser, voor vergoeding in aanmerking, zijnde een bedrag van
€ 1.052,70. Het totaal te vergoeden bedrag bedraagt € 2.555,70.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.555,70;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 169,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2018.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) M.D.F. de Moor
ew