ECLI:NL:CRVB:2018:3269
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtingskosten en huur door het college van burgemeester en wethouders van Schiedam
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van de eerste maand huur en administratiekosten, evenals voor stofferings- en inrichtingskosten. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Schiedam, omdat in de kosten van de eerste huur en administratiekosten ten tijde van de aanvraag al was voorzien. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (PW) eerst moet worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, en of deze kosten noodzakelijk zijn in het individuele geval van de betrokkene. De Raad oordeelt dat de appellant geen bijzondere omstandigheden heeft aangetoond die een uitzondering op de regel rechtvaardigen dat geen bijzondere bijstand kan worden verleend voor kosten waarin al was voorzien. De stelling van de appellant dat hij door het betalen van deze kosten in financiële problemen is gekomen, werd niet als voldoende onderbouwd beschouwd.
Daarnaast werd ook de aanvraag voor stofferings- en inrichtingskosten afgewezen, omdat deze kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de appellant, gezien zijn WIA-uitkering, de mogelijkheid had om voor deze kosten te reserveren. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.