Uitspraak
17.3583 PW
23 maart 2017, 16/6770 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.M. Stevers, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor notariskosten in verband met het opstellen van een verklaring van erfrecht, na de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van zijn overleden vader. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat notariskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die uit het ter beschikking staande inkomen moeten worden voldaan. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant de notariskosten uit eigen middelen heeft kunnen voldoen en ook daadwerkelijk heeft voldaan. Dit betekent dat de appellant in staat was om voor deze kosten te reserveren. De Raad oordeelde dat de omstandigheid dat de appellant meent dat de kosten niet voor zijn rekening dienen te komen, geen bijzondere omstandigheid vormt die aanleiding geeft tot het verlenen van bijstand. De Raad concludeerde dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand terecht had afgewezen en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt dat bij de beoordeling van aanvragen voor bijzondere bijstand niet alleen gekeken moet worden naar de noodzaak van de kosten, maar ook naar de mogelijkheid van de aanvrager om deze kosten zelf te dekken. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.