ECLI:NL:CRVB:2018:3187
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WIA-uitkering te beëindigen. Appellante, die in Zwitserland woont, had eerder een WGA-uitkering ontvangen, maar het Uwv stelde vast dat zij vanaf 16 november 2015 geen recht meer had op deze uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De zaak draait om de medische beperkingen van appellante, die onder andere lijdt aan epilepsie en reuma, en de vraag of deze beperkingen haar geschiktheid voor bepaalde functies beïnvloeden.
De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de medische beperkingen niet had onderschat. De Raad concludeerde dat appellante in staat was om de geselecteerde functies te vervullen, ondanks haar beperkingen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar verklaarde dat er geen grond was voor schadevergoeding of proceskostenvergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van medische en arbeidskundige gegevens bij het vaststellen van arbeidsongeschiktheid en het recht op uitkeringen.