ECLI:NL:CRVB:2018:3184
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening na niet verstrekken van gevraagde bankafschriften
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, waarbij verzoeker, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet (PW), zijn recht op bijstand heeft zien opschorten. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had verzoeker verzocht om bankafschriften van zijn ING-rekeningen over een bepaalde periode, maar verzoeker heeft niet voldaan aan dit verzoek. Het college heeft daarop besloten om de bijstandsverlening per 19 augustus 2017 op te schorten. Verzoeker heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen dit opschortingsbesluit, maar heeft later bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college die volgden op het opschortingsbesluit. De rechtbank heeft het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De Raad oordeelt dat verzoeker niet heeft voldaan aan de verplichting om de gevraagde bankafschriften te overleggen, waardoor het college terecht het recht op bijstand heeft ingetrokken. De Raad benadrukt dat bankafschriften cruciaal zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand en dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken op basis van de wetgeving.