ECLI:NL:CRVB:2018:1826
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening na opschorting op basis van onvoldoende informatie en bewijsstukken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de bijstandsverlening aan appellant, die sinds 28 november 2003 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). De intrekking vond plaats na een opschorting van de bijstand op 24 juni 2015, omdat appellant niet de gevraagde gegevens had overgelegd, waaronder zijn oude paspoort en bankafschriften. Het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort had een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening na een anonieme melding over het verblijf van appellant in het buitenland en mogelijke fraude. Appellant had tijdens een gesprek met het college zijn paspoort en bankafschriften niet overgelegd, wat leidde tot de opschorting van zijn bijstandsrecht.
De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat appellant niet had voldaan aan de verzoeken om informatie. De Raad benadrukte dat het oude paspoort van belang was voor de beoordeling van de bijstandsverlening, omdat het college hiermee kon controleren of appellant in het buitenland verbleef. Appellant had niet aannemelijk gemaakt dat hij de gevraagde gegevens tijdig had kunnen overleggen. De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstand op grond van artikel 54, vierde lid, van de PW rechtmatig was, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.