ECLI:NL:CRVB:2018:3179

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
17/4061-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijzondere bijstand medische kosten; geen bijzondere omstandigheden voor terugwerkende kracht

In deze zaak gaat het om de toekenning van bijzondere bijstand voor medische kosten. De appellant had eerder twee aanvragen voor bijzondere bijstand ingediend, die beide waren afgewezen en formele rechtskracht hadden gekregen. De aanvraag van 13 april 2016 was echter per 1 april 2016 toegewezen. De appellant maakte bezwaar tegen de ingangsdatum van deze toekenning en verzocht om terugwerkende kracht tot december 2015 voor de bijzondere bijstand.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 25 september 2018 geoordeeld dat de appellant in staat was om de behandelingen van vóór april 2016 zelf te bekostigen. Hierdoor waren er geen bijzondere omstandigheden die het college van burgemeester en wethouders van Groningen verplichtten om de appellant voor die eerdere datum bijzondere bijstand toe te kennen. Het hoger beroep van de appellant is dan ook afgewezen, en de aangevallen uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland is bevestigd.

De uitspraak benadrukt dat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding bestaat. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd. De griffier en de voorzitter hebben de uitspraak ondertekend, waarmee de formele afronding van de procedure is bevestigd.

Uitspraak

17.4061 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 mei 2017, 16/4334 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Groningen (college)
Datum uitspraak: 25 september 2018
Zitting heeft: J.N.A. Bootsma
Griffier: F. Dinleyici
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. E.P. Groot. Het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak. Dit betekent dat het college appellant terecht niet eerder dan per 1 april 2016 bijzondere bijstand heeft verleend in de kosten van medische hand- en voetverzorging.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Twee eerdere aanvragen om bijzondere bijstand in de kosten van medische hand- en voetverzorging zijn afgewezen en hebben formele rechtskracht gekregen. De aanvraag van 13 april 2016 is per 1 april 2016 toegewezen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum en wil met terugwerkende kracht tot december 2015 bijzondere bijstand voor deze kosten.
2. Nu appellant er in is geslaagd om de behandelingen van vóór april 2016 te bekostigen, zijn er geen bijzondere omstandigheden die het college verplichten om appellant voor die datum bijzondere bijstand toe te kennen.
3. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier. De voorzitter.
(getekend) F. Dinleyici (getekend) J.N.A. Bootsma

MD