ECLI:NL:CRVB:2018:3175

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
17/3475-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor woninginrichting na scheiding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland van 22 maart 2017. De appellant, die in 2008 gescheiden is, heeft een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor woninginrichting. Hij heeft in 2015 een eigen woning geaccepteerd, maar heeft niet kunnen aantonen dat de noodzaak tot verhuizing acuut was. De Raad oordeelt dat de appellant niet heeft aangetoond dat zijn relatie met zijn ex-vrouw op het moment van verhuizing zo verslechterd was dat een acute verhuizing noodzakelijk was. Ook de nabijheid van de woning van zijn zoon biedt geen grond voor de aanvraag, aangezien de gezamenlijke woning ook al in de buurt lag.

Tijdens de zitting heeft de appellant aangevoerd dat andere gescheiden mensen wel bijzondere bijstand ontvangen, maar de Raad wijst erop dat elke aanvraag individueel beoordeeld wordt. De appellant heeft pas jaren na de echtscheiding besloten te verhuizen, wat zijn aanvraag niet ondersteunt. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

17.3475 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 maart 2017, 16/5422 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem (college)
Datum uitspraak: 25 september 2018
Zitting heeft: J.N.A. Bootsma
Griffier: F. Dinleyici
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J. van Kleef, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door P.T.F.A. de Boer.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellant is in 2008 gescheiden en in de gezamenlijke woning bij zijn ex-vrouw blijven wonen. Eind 2015 heeft appellant een eigen woning geaccepteerd. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de relatie met zijn ex-vrouw toen zoveel slechter was dan in de jaren daarvoor, dat acute verhuizing noodzakelijk was. Appellant heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat verhuizing noodzakelijk was omdat de eigen woning in de buurt is van de [woning] van zijn zoon; de gezamenlijke woning was dat namelijk ook. Onder deze omstandigheden zijn de kosten van woninginrichting niet noodzakelijk. De Raad komt dan ook niet toe aan de vraag of appellant in de voorafgaande jaren voor deze kosten heeft kunnen reserveren.
2. Ter zitting is nog aangevoerd dat andere mensen die willen scheiden wel bijzondere bijstand ontvangen. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Appellant heeft pas jaren na de echtscheiding besloten te verhuizen. Bovendien wordt elke zaak individueel beoordeeld, zodat niet gezegd kan worden dat iedereen die is gescheiden bijzondere bijstand ontvangt om de nieuwe woning in te richten.
3. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier. De voorzitter.
(getekend) F. Dinleyici (getekend) J.N.A. Bootsma

MD