ECLI:NL:CRVB:2018:3174
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen bankrekeningen en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant ontving tot 1 september 2014 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een vermogenssignaal van de Belastingdienst, dat aangaf dat appellant bankrekeningen had verzwegen, heeft de sociale recherche van de gemeente Maastricht een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de conclusie dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de spaarrekening en het daarop staande tegoed. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft daarop de bijstand van appellant ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd.
De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij door zijn traumatische oorlogsverleden niet bewust de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad oordeelt echter dat verwijtbaarheid geen rol speelt bij de schending van de inlichtingenverplichting. De verplichting is objectief geformuleerd en appellant had de spaarrekening en de transacties daarop moeten melden.
De Raad bevestigt dat appellant niet heeft aangetoond dat hij niet over het tegoed kon beschikken en dat hij niet heeft voldaan aan de inlichtingenverplichting. De Centrale Raad van Beroep concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.