ECLI:NL:CRVB:2018:3152

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
15 oktober 2018
Zaaknummer
17/7566 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van hulp bij het huishouden en geschil over het aantal uren

In deze zaak gaat het om de toekenning van hulp bij het huishouden aan appellant, die lijdt aan chronisch psychiatrische problematiek, chronische rugklachten en een spraakprobleem. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft appellant voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 30 januari 2017 vijf uur per week hulp bij het huishouden toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Appellant heeft op 26 januari 2017 een nieuwe aanvraag ingediend voor hulp bij het huishouden, maar het college heeft op 9 maart 2017, na advies van het Indicatieadviesbureau Amsterdam, opnieuw vijf uur per week toegekend voor de periode van 31 januari 2017 tot en met 30 januari 2018. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard op 12 april 2017.

De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd en heeft zich beperkt tot het herhalen van eerdere argumenten. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat appellant niet heeft onderbouwd waarom het college de hardheidsclausule uit de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 had moeten toepassen. De Raad heeft het hoger beroep verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De uitspraak is gedaan op 10 oktober 2018.

Uitspraak

17.7566 WMO15

Datum uitspraak: 10 oktober 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2017, 17/3153 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Stap, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 29 augustus 2018. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is bekend met chronisch psychiatrische problematiek, chronische rugklachten en een spraakprobleem. Het college heeft appellant op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 30 januari 2017 in aanmerking gebracht voor vijf uur per week hulp bij het huishouden, in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Appellant heeft op 26 januari 2017 bij het college een nieuwe aanvraag gedaan voor hulp bij het huishouden.
1.2.
Bij besluit van 9 maart 2017 heeft het college, onder verwijzing naar het advies van het Indicatieadviesbureau Amsterdam (IAB) van 7 maart 2017, op grond van de Wmo 2015 voor de periode van 31 januari 2017 tot en met 30 januari 2018 vijf uur per week hulp bij het huishouden aan appellant toegekend, in de vorm van een pgb. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.3.
Bij besluit van 12 april 2017 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat het IAB zich in zijn advies heeft gebaseerd op actueel onderzoek, en dat rekening is gehouden met de door appellant gestelde (toegenomen) klachten. Vastgesteld is dat appellant ondersteund dient te worden bij het verrichten van de zware en lichte huishoudelijke taken, bij de verzorging van de was en bij de organisatie van het huishouden. Volgens het college is de toekenning van vijf uur per week hulp bij het huishouden hierop gericht en is appellant hiermee voldoende ondersteund. Voor toepassing van de hardheidsclausule bestaat geen aanleiding. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Samengevat heeft de rechtbank daartoe als volgt overwogen. In geschil is het aantal uren dat appellant in aanmerking komt voor hulp bij het huishouden. Het college is ervan uitgegaan dat appellant niet in staat is tot het organiseren van het huishouden of het uitvoeren daarvan en heeft hem op grond daarvan in aanmerking gebracht voor vijf uur per week hulp bij het huishouden. Appellant heeft op geen enkele manier onderbouwd dat meer uren hulp bij het huishouden aan hem toegekend zouden moeten worden. Appellant heeft niet gemotiveerd waarom het college toepassing had moeten geven aan de in artikel 9.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 neergelegde hardheidsclausule.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft daarbij de bij de rechtbank aangevoerde gronden herhaald.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellant heeft zich beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden.
4.2.
De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
4.3.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verenigt zich met het op grond daarvan gegeven oordeel over de gronden van beroep. Appellant heeft ook in hoger beroep niet gemotiveerd of onderbouwd waarom het college aanleiding had moeten zien voor toepassing van de hardheidsclausule.
4.4.
Uit wat onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2018.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) B. Dogan

MD