ECLI:NL:CRVB:2018:3136
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van onduidelijke woon- en leefsituatie en niet aangetoond recht op bijstand
In deze zaak heeft appellant op 14 juli 2016 bijstand aangevraagd op basis van de Participatiewet (PW). Hij gaf aan te verblijven op een bepaald adres, waar hij gebruik zou maken van een bed. Echter, na een onderzoek door de gemeente Amsterdam naar zijn woonsituatie, werd geconcludeerd dat appellant geen volledige inlichtingen had verstrekt. Dit leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag op 5 augustus 2016, een besluit dat na bezwaar werd gehandhaafd. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op het opgegeven adres woonde. De rechtbank baseerde zich op bevindingen van een huisbezoek, waaruit bleek dat de woning niet de gebruikelijke kenmerken vertoonde van een hoofdverblijfplaats. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen en dat de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen niet konden worden verklaard door een taalbarrière, aangezien er een tolk aanwezig was tijdens het gesprek. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.