ECLI:NL:CRVB:2018:3133
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand voor dak- en thuisloze op basis van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2017. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijstand naar de norm voor dak- en thuislozen. De appellant, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is, had zijn aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen omdat hij zijn inlichtingenverplichting zou hebben geschonden. Dit betekende dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De appellant had meerdere adressen opgegeven, waaronder het adres van een persoon genaamd [naam K]. Tijdens een controle op 19 mei 2016 verklaarde deze persoon dat de appellant daar nooit had geslapen. Deze verklaring werd later telefonisch bevestigd door [naam K]. Echter, op 7 oktober 2016 kwam [naam K] terug op deze verklaring en stelde dat de appellant in de nacht van 20 op 21 maart 2016 bij hem had geslapen. In hoger beroep voerde de appellant aan dat de rechtbank deze latere verklaring ten onrechte niet de betekenis had gegeven die hij daaraan hechtte.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de beroepsgrond van de appellant niet slaagde. De Raad stelde dat volgens vaste rechtspraak in het algemeen van de juistheid van een ondertekende verklaring, afgelegd tegenover een handhavingsspecialist, mag worden uitgegaan. Een latere intrekking of ontkenning van die verklaring heeft in dit geval weinig betekenis. De Raad vond geen aanleiding om van deze lijn af te wijken, en bevestigde daarom de aangevallen uitspraak van de rechtbank.