ECLI:NL:CRVB:2018:3114
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-vervolguitkering en medische beoordeling
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had vastgesteld dat appellant recht had op een WGA-vervolguitkering op grond van de Wet WIA, met een arbeidsongeschiktheid van 45-55%. Appellant betwistte de juistheid van deze beoordeling, met name het ontbreken van een urenbeperking. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. Appellant voerde aan dat zijn huisarts een volledige werkweek niet wenselijk achtte, maar de Raad oordeelde dat deze informatie niet relevant was voor de situatie per 11 juni 2015. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat de door het Uwv aangenomen beperkingen voldoende gemotiveerd waren en de belasting in de functies de belastbaarheid van appellant niet overschreed. De uitspraak werd gedaan op 27 september 2018.