ECLI:NL:CRVB:2018:3112
Centrale Raad van Beroep
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens niet-wonen op opgegeven adres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel van 24 februari 2017. De appellant, die bijstand ontving, had zijn uitkering per 9 maart 2016 ingetrokken gekregen omdat hij niet op het door hem opgegeven adres woonde. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant in de periode van 9 maart 2016 tot en met 5 april 2016 niet kon aantonen waar hij wel woonde, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere argumenten herhaald, waaronder dat hij zijn inlichtingenverplichting niet had geschonden en dat hij, indien dat wel het geval zou zijn, niet ten onrechte bijstand had ontvangen. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en geconcludeerd dat de gronden van de appellant niet slagen.
Daarnaast heeft de appellant gewezen op zijn gezondheidssituatie, maar de Raad kon hier niet op ingaan omdat er geen relevante stukken waren overgelegd. Bovendien waren de gezondheidsklachten pas na de te beoordelen periode ontstaan, wat niet leidde tot een ander oordeel.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is vastgelegd in een proces-verbaal.