Uitspraak
16.6418 ZW
OVERWEGINGEN
4.4. De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die als vrachtwagenchauffeur werkte, had zich op 18 november 2014 ziek gemeld met pijnklachten aan het linkeroor en hoofdpijn. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Na een eerstejaars ZW-beoordeling door een verzekeringsarts op 24 september 2015, werd vastgesteld dat appellant belastbaar was met inachtneming van bepaalde beperkingen. Het Uwv concludeerde dat appellant met ingang van 18 december 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen.
Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep stelde appellant dat zijn medische beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat hij niet in staat was de geselecteerde functies te verrichten. Het Uwv verdedigde de eerdere uitspraak. De Raad beoordeelde de zaak en concludeerde dat de beperkingen van appellant juist waren vastgesteld. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel en bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij werd vastgesteld dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van het Uwv in het vaststellen van de geschiktheid van functies voor personen die ziek zijn. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.