ECLI:NL:CRVB:2018:31

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 januari 2018
Publicatiedatum
4 januari 2018
Zaaknummer
16/6840 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring beroep wegens overlijden appellant zonder erfgenamen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2018 uitspraak gedaan in het geding tussen wijlen de appellant, die laatstelijk woonachtig was te [woonplaats], en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 29 september 2016, met kenmerk BZ01101692, betreffende de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Tijdens de procedure is de appellant op 15 januari 2017 overleden, en zijn erfgenamen zijn niet bekend. Dit heeft geleid tot de vraag of het beroep voortgezet kon worden.

De Raad heeft, in overeenstemming met artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in de Staatscourant van 3 oktober 2017 aangekondigd dat het onderzoek ter zitting zou plaatsvinden op 2 november 2017. Tijdens deze zitting is er niemand verschenen namens de appellant, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft overwogen dat het belang van de appellant bij de voortzetting van het geding is komen te vervallen door zijn overlijden, en dat er geen erfgenamen zijn die het geding willen voortzetten. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld.

Op basis van deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 januari 2018.

Uitspraak

16.6840 WUBO

Datum uitspraak: 4 januari 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
wijlen [appellant] in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 29 september 2016, kenmerk BZ01101692. Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen
burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant is overleden op 15 januari 2017. Erfgenamen zijn niet bekend.
De Raad heeft, gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in de Staatscourant van 3 oktober 2017 aangekondigd dat het onderzoek ter zitting zal plaatsvinden op 2 november 2017.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2017. Voor appellant is niemand verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1. De indiener van het beroepschrift is overleden. Daarmee is zijn belang bij voortzetting van het geding komen te vervallen.
2. Niet is gebleken van erfgenamen die appellant als partij in dit geding zijn opgevolgd en die het geding zouden willen voortzetten. Ook na de aankondiging in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding te mogen deelnemen.
3. Uit wat onder 1 en 2 is overwogen volgt dat het belang aan de beoordeling van het beroep is komen te ontvallen. Het beroep zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2018.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) J. Tuit

HD