Uitspraak
17.7159 AOR
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
Op 4 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die een verzoek had ingediend om uitbreiding van de vergoeding voor huishoudelijke hulp naar twee dagdelen per week. De appellant, geboren in 1947, was eerder aangemerkt als oorlogsslachtoffer en ontving al een vergoeding voor één dagdeel huishoudelijke hulp per week. Het verzoek om uitbreiding werd afgewezen door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, omdat er geen medische noodzaak was voor meer hulp. De appellant had in juni 2017 om deze uitbreiding gevraagd, maar het besluit van 31 juli 2017, dat de aanvraag afwees, werd in het bestreden besluit gehandhaafd.
Tijdens de zitting op 6 september 2018 was de appellant niet aanwezig, maar de verweerder werd vertegenwoordigd door A.L. van de Wiel. De Raad oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag voldoende was gemotiveerd. De geneeskundig adviseur R.J. Roelofs had de appellant thuis bezocht en concludeerde dat er geen chaotisch gedrag of zelfverwaarlozing was, wat een voorwaarde zou zijn voor de uitbreiding van de huishoudelijke hulp. De Raad stelde vast dat de appellant weliswaar vermoeid was, maar dat deze vermoeidheid niet voldoende was om de aanvraag te rechtvaardigen. Bovendien bleek uit het onderzoek dat de appellant in staat was om voor zijn echtgenote te zorgen en het huishouden te organiseren.
De Raad concludeerde dat het bestreden besluit standhield en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, in aanwezigheid van griffier S.H.H. Slaats, en werd openbaar uitgesproken op 4 oktober 2018.