ECLI:NL:CRVB:2018:3051
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van toegenomen beperkingen en ziekteoorzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die in 1995 uitviel als installatiemonteur, had eerder geen recht op een WAO-uitkering vastgesteld door het Uwv, omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een periode van werk en een ziekmelding in 2002, heeft de appellant in 2014 een nieuwe aanvraag voor een WAO-uitkering ingediend, die door het Uwv werd geweigerd. Het Uwv stelde dat de arbeidsongeschiktheid voortkwam uit andere klachten dan die eerder waren beoordeeld. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv op goede gronden had geoordeeld dat artikel 43a van de WAO niet van toepassing was, omdat er geen toename van beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de eerdere weigering was aangetoond. De Raad concludeerde dat de psychische klachten van de appellant pas na 2006 zijn vastgesteld en dat de eerdere klachten niet als zodanig waren erkend. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er was geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.